Informatie over armoede in Vlaanderen

Interview met een hulpverleenster

Interview met de budgetbegeleidster van een jong gezin in armoede

Hilde is budgetbegeleidster van Emilie en Nico (hoofdfiguren uit de roman “Ik ben iemand/niemand”).

Ik probeerde Hilde te bereiken om een afspraak te maken voor een interview. Het lukte gewoon niet om haar aan de lijn te krijgen.
Later vertelde ze mij dat er geen telefoontjes worden doorverbonden als ze in gesprek is met mensen. Zo worden ze niet gestoord.
Toen ik werkte bij de sociale dienst van een psychiatrisch ziekenhuis, doorkruisten de telefoons wél altijd de contacten met de patiënten. Ze konden meeluisteren naar de persoonlijke zaken die werden uitgewisseld. Er waren ook onvoldoende spreekruimtes waardoor verschillende patiënten en familieleden samen in één lokaal hun verhaal moesten doen.
Achteraf bekeken, getuigde dat van weinig respect.

Hilde vroeg dat Emilie of Nico aanwezig zouden zijn bij het interview. Ze wilde geen stappen zetten of zaken vertellen achter hun rug. We spraken af op een woensdagvoormiddag, terwijl de kinderen naar school waren. Hilde kwam binnen en gaf Emilie een grote witte chocolade paddenstoel met kleurrijke stippen.
Die kreeg ze mee van een collega die hem toch niet opat. Hilde weet dat de kinderen én Emilie verzot zijn op chocolade.
Toen we samen rond te tafel zaten vertelde Emilie dat ze als leesmoeder meewerkt op school. Schrijven lukt haar niet zo best maar samen lezen met de kinderen doet ze graag. Ze werkte deze morgen met twee moeilijke kinderen. De Juffrouw beweerde dat Emilie die wel de baas zou kunnen.

Hilde:

In 2003 werd ik aangesproken door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg. Het was de bedoeling dat ik vanuit het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) de financiële en administratieve situatie in het gezin van Emilie en Nico zou opvolgen. De begeleiding werd enigszins opgelegd vanuit het Comité. Nico stond aanvankelijk wantrouwig tegenover de hulpverlening. Bij Emilie voelde ik van in het begin een openheid: “Voor mij gaat het een verlossing zijn dat ik mijn zorgen met iemand kan delen.”

Ik kwam aan huis voor het financiële maar de relationele problemen kwamen ook snel naar boven en vaak stonden de twee met elkaar in verband. Ik heb voor de twee tijd vrijgemaakt. Het is mijn visie dat je die zaken niet kan scheiden. Wanneer ik op huisbezoek ga, raak ik betrokken in een gezin. Mensen met kleine kinderen, die zichzelf niet gemakkelijk kunnen verplaatsen of ver wonen van gespecialiseerde diensten, kan je niet doorverwijzen voor één onderdeel van een probleem.
Als hulpverlener moet je wel beslissen of je het aankan.
Wij krijgen daarvoor de vrijheid van onze directie. Bepaalde hulpverleners of diensten hebben daarover een andere visie.

Bouwen aan vertrouwen doe je op verschillende manieren. Bij Emilie en Nico ben ik langs geweest op momenten dat ik niet werkte omdat er een crisissituatie was. Omdat ik veel weet over het leven van Emilie en Nico vertel ik soms ook iets over mijn eigen leven. Toch bewaar ik ook een zekere afstand. Mijn cliënten kennen die grens.

Ik kom als hulpverlener niet zeggen in de gezinnen hoe het moet. Het is ONS dossier, waar we samen aan werken. Het is niet omdat ik een visie heb, dat de cliënten die moeten delen. Ze mogen HUN mening geven. Zelf zou ik soms andere keuzes maken op financieel vlak. We moeten dan samen een oplossing zoeken waar iedereen zich goed bij voelt.

Wanneer je als hulpverlener alleen beslist en de cliënten niet betrekt of mee laat denken, maak je hen afhankelijk van jou en de hulpverlening. Het is de bedoeling om zaken zo aan te leren dat wanneer ze er weer alleen voor staan, kans op slagen hebben.
Alleen wanneer mensen het zelf helemaal niet aankunnen mag het financieel beheer overgenomen worden. Bij Emilie en Nico heb ik dat nooit moeten doen.

Ik heb heel veel dossiers op te volgen, maar het is aan ons als hulpverleners om prioriteiten te leggen. Huisbezoeken zijn daarbij belangrijk. Lange tijd investeren in een gezin dat in generatie – armoede leeft is nodig. Het is de enige manier om vooruitgang te boeken.

Ik maak zware situaties mee. Het gezin van Emilie en Nico is een klassiek voorbeeld van wat zich voordoet in gezinnen in generatie – armoede.

Deze gezinnen hebben nooit geleerd om met elkaar te praten. Ze zagen het nooit thuis. Daar werd ook uit onmacht geroepen. Na het roepen vielen er soms slagen. Zo iets dragen ze mee in de relatie met hun partner of in het omgaan met hun kinderen.

Emilie heeft een hele weg afgelegd. Ze verschilt hemelsbreed van de Emilie die ik 5 jaar geleden leerde kennen. De kinderen waren toen nog jonger en heel druk. Emilie riep veel, er was altijd kabaal. Tussen Nico en Emilie waren er grote conflicten. In het begin moest ik aftasten of ik daar kon of mocht op reageren.  Voor Emilie bleek dat geen enkel probleem. Voor Nico lag dat moeilijker. Hij vluchtte vaak naar de slaapkamer als ik iets wilde bespreken. Soms kwam hij achteraf schoorvoetend terug. Emilie vertelde dat hij wel nadacht over de gesprekken.

De ruzies liepen in die periode soms zo hoog op dat de asbakken door de kamer vlogen. Wanneer er agressie in de lucht hing, was ik erg ongerust.

Ik bleef geloven in Emilie en Nico omdat de zorg voor elkaar en de kinderen er altijd bleef. Bij Emilie was dat heel zichtbaar: “Ik wil voor mijn kinderen alles doen, ook al moet ik mijzelf of mijn relatie daarvoor opofferen.” Het gedrag van Nico was duidelijk anders. Als je de moeite deed om naar hem te luisteren en zijn gedrag probeerde te begrijpen, dan bleek dat hij het allerbeste voorhad met zijn gezin. Hij kon het alleen niet uiten. Gelukkig kan hij dat ondertussen veel beter.

Vroeger zou men in een dergelijke gezinssituatie een plaatsing van de kinderen overwegen. Nu geloven we in de groeikansen van de ouders.
De openheid naar hulpverlening toe is ook opvallend in het gezin van Emilie en Nico. Sommige gezinnen hebben schrik om hulpverleners toe te laten omdat ze denken dat ze de kinderen gaan plaatsen. Als er met de hulpverlening samengewerkt wordt, worden kinderen niet geplaatst, zeker niet omwille van armoede. Bij Emilie was er van bij het begin openheid om samen te werken Ik weet nog dat ik hier in begin kwam en dat ze vertelde dat ze geen soep kon maken. Ze leerde courgettesoep maken en ze was er fier op dat haar soep keer op keer beter lukte.

Het is mijn taak niet om uit te leggen hoe soep gemaakt wordt, maar door dit wel te doen ga ik op een heel menselijke manier om hen en door dit bij te brengen, werkte ik onrechtstreeks aan het financiële. Emilie kocht voor ze het zelf leerde misschien bereide soep of soep in blik, wat duurder is. Budgetbegeleiding gaat ook over zo’n concrete tips. Sommige hulpverleners zien de financiële begeleiding vaak nogal strikt.

Onlangs vroeg ik iemand om haar uitgaven bij te houden omdat ik niet kon begrijpen waaraan ze zo veel geld spendeerde. Toen bleek dat ze in de winter dure tomaten en in de zomer wintergroenten kocht. Ik heb samen met haar heel praktisch een weekmenu opgesteld. We keken wat er in aanbieding stond in de GB. Ik hielp haar een aantal weken op weg en nadien kon ze het zelf. Wanneer een hulpverlener alleen leefgeld geeft, werkt hij niet aan de oorzaken van een probleem.

Door zogezegd tijd te verliezen, win je achteraf veel tijd uit en zijn de mensen echt geholpen.

Sommige gezinnen worden door heel veel hulpverleners opgevolgd en elk doet zijn klein deeltje. Het is nodig dat de hulpverlening op elkaar wordt afgestemd. Samenwerking en overleg is hierbij belangrijk . Anders weet een gezin op den duur niet meer naar wie ze moeten luisteren.

Eén hulpverlener die met een gezin “verder” durft gaan en waarmee het klikt is belangrijk!

Wij mogen onze keuze niet opdringen aan onze cliënten. Je kan alleen iets veranderen als je SAMEN stap voor stap de problemen aanpakt. Ik had het in het begin moeilijk bij Emilie en Nico omdat ik niets kon veranderen aan de agressie en de relationele problemen. Door samen op weg te gaan, lukte het. Nico en Emilie dachten zelf ook na over hun relatie en waren er van overtuigd dat ze er zouden komen.

De mensen die bij ons komen aankloppen, zijn vaak mensen die totaal geen geloof meer hebben in de maatschappij en de hulpverlening. “De hulpverlening gelooft mij toch niet, ze helpen mij toch niet…”

Zo kwam er onlangs een zwaar verslaafde jongen bij mij aankloppen. Hij had geen familie of vrienden meer en was zeer agressief. Ik wilde hem een kans geven zoals elke andere cliënt. Hij geloofde mij niet. Ik ging samen met hem naar het OCMW. Hij ging er compleet door het lint. Daar zat ik dan met mijn goeie voornemens. Ik zei hem dat het niet kon wat hij deed in het OCMW en dat ik het wilde bespreken. Hij werd kwaad en vond dat ik het recht niet had om hem zo aan te pakken.

Na twee weken kwam hij uiteindelijk toch voor een gesprek. Nu kan ik met hem langzaamaan op weg gaan. Hij liet zich opnemen in het opvangcentrum. Als hulpverlener moet je soms veel geduld hebben en mag je niet te snel zeggen: “foert, ik geef het op.”

Gelukkig doe ik mijn werk supergraag omdat ik er mijzelf kan in geven en als mens naast de mensen kan staan. Mensen die deze job niet graag doen, zouden er naar mijn gevoel beter mee stoppen. Je moet er 200% willen voor gaan, weliswaar met vallen en opstaan… Je moet blijven geloven in je werk en in de cliënten!

Het is goed om op een menselijke, spontane manier om te gaan met cliënten. Daarnaast moet je er voor zorgen dat de eigen grenzen niet worden overschreden.

Mijn cliënten weten wat de grenzen zijn. Wanneer ze vragen naar mijn privéleven antwoord ik gedeeltelijk. Emilie en Nico weten dat ik getrouwd ben, paarden heb,… Een stukje van jezelf bloot durven geven is soms nodig.

Bij een eerste gesprek heb ik het ook altijd over het “beroepsgeheim”. Gezien ik al jaren budgetbegeleider ben bij het CAW, kennen veel mensen mij. Ik spreek af dat ik mensen nooit als eerste ga aanspreken wanneer ik hen toevallig tegen het lijf loop. De omstanders zouden daaruit kunnen afleiden: die mensen zijn in begeleiding bij Hilde.

Ik laat aan hen de keuze om me al dan niet te begroeten. Wat ze ook kiezen, ik heb respect voor die keuze en kan daar absoluut mee omgaan.

Ik vraag aan de cliënten ook respect voor mijn privéleven. Ze beseffen dat ik ook met andere zaken bezig ben dan met mijn werk. Ik vraag respect voor mij, zoals ik respect heb voor hen.

Al jaren ben ik actief in een carnavalvereniging. Carnaval is de ontlading van al mijn frustraties. De cliënten weten dat. Ik had nog nooit problemen met cliënten tijdens carnaval. Ze komen goeiedag zeggen en vertellen wat ze van onze carnavalswagen vinden. Het is belangrijk om zaken te benoemen naar cliënten toe. Ze moeten duidelijk weten waar ze aan toe zijn en wat we aan elkaar hebben.

Hilde geeft in ons gesprek ook aan wat in armoedebestrijding belangrijk is. Vanuit haar ruime ervaring zet ze positieve voorbeelden en werkpunten op een rijtje.

Vorming

In het CAW ben ik verantwoordelijk voor de vorming voor het personeel. We organiseren regelmatig bijscholingen rond het thema “armoede”. Zelf heb ik een opleiding “schuldbemiddeling” gevolgd, maar daarnaast volgde ik ook vorming rond “het gezin binnen de schuldbemiddeling”. Het deelaspect (kans)armoede wordt daarin benadrukt. Het is een voordeel dat onze directeur zelf hulpverlener was. Hij denkt voortdurend na over de verbetering van onze werking. Hij heeft aandacht voor de cliënt, staat open voor advies en doet er iets mee.

In onze visie binnen de hulpverlening bekijken we de realiteit van armoede ook altijd door de bril van de mensen zelf. Soms doe ik dat met de stagiairs die met mij samenwerken. Ik vraag hen om zich in te leven in de situatie van de cliënt en ik wil dan van hen horen hoe zij zouden reageren op wat ik als hulpverlener deed.

Problemen signaleren en samen aanpakken

Hulpverleners wisselen we met de vierdewereldbeweging van onze stad uit rond huisvesting, energieproblemen, gezondheid, cultuur… De vierdewereldgroep wordt ondertussen beschouwd als een volwaardige partner. Mensen in armoede nemen zelf deel aan de gesprekken.

Als vrijwilliger ben ik actief in het overleg rond cultuurdeelname.

Tijdens de teamvergadering kunnen we vanuit onze ervaringen aangeven voor welke problemen er geen oplossingen voorzien zijn. De coördinator neemt dat mee naar de directie en het beleid. Ook in onze samenwerking met het OCMW en de vierdewereldbeweging is het signaleren van problemen een vast agendapunt.

Sociale contacten

Het is belangrijk dat mensen een sociaal netwerk hebben. Zo proberen wij in de budgetbegeleiding ook geld vrij te maken voor een hobby. Dat is niet vanzelfsprekend.

De kansenpas -werking is daarbij belangrijk. Mensen met een laag inkomen krijgen zo’n pas in onze stad. Bij culturele of sportactiviteiten betalen ze dan veel minder.

In de mate van het mogelijke proberen we te werken aan sociale netwerken maar dat is iets wat vrijwilligers beter kunnen. Het is goed dat de gezinnen niet-arme mensen leren kennen en in groep positieve ervaringen op kunnen doen. Ze kunnen er verantwoordelijkheden opnemen en daarvoor ook waardering krijgen.

Onderwijs

Het onderwijs is de basis van het verdere leven. Zwaar investeren in degelijk onderwijs dat toegankelijk is voor iedereen, ook voor de kinderen in armoede, is belangrijk.

Een degelijk OCMW  -beleid

Ik zou het makkelijker werken vinden als alle OCMW’s hetzelfde aanbod zouden hebben op vlak van financiële tussenkomsten en tegemoetkomingen. Nu verschilt dat van gemeente tot gemeente. Maatwerk is belangrijk maar concrete zaken zoals verwarmingstoelagen, tussenkomst medicatie,… worden beter overal op dezelfde mannier toegekend.

Aangezien Emilie en Nico met hun inkomen boven bepaalde barema’s zitten moet iedere steunaanvraag besproken worden op de raad van het OCMW, het is dus iedere keer afwachten of iets al of niet wordt goedgekeurd.

De cliënten moeten weten waarop ze recht op hebben.

Anders leidt dat tot misverstanden of ongenoegen.

Huisvesting en gezondheid

Huisvesting heeft een grote invloed op de gezondheid, op “je goed in je vel voelen” en op de relatie,…

Een degelijke woning is veel waard. De huurprijzen swingen de pan uit. Op één af ander manier moeten die prijzen naar beneden. Er moeten veel meer sociale woningen komen! Nu wordt er veel verspild aan energie- en gezondheidskosten door de slechte woontoestanden. De schimmels in de kamer waar de 4 kinderen van Emilie en Nico slapen, zorgen bijvoorbeeld voor gezondheidsproblemen.

Ik zie onvoorstelbare slechte woontoestanden tijdens mijn huisbezoeken. Je houdt het niet voor mogelijk in de 21 eeuw in één van de rijkste landen ter wereld.

Bij woonproblemen wordt altijd gedacht aan grootsteden zoals Brussel, Gent of Antwerpen maar ook op het platteland is de situatie soms schrijnend.

(de namen zijn gewijzigd in de interview)

© Lieven De Pril